De tachtigjarige oorlog
KOLONEL DE LA GARDE
De van origine Franse kolonel De la Garde – zijn voornaam is onbekend – stond aan het hoofd van een regiment Fransen dat zich verdienstelijk maakte o.a. bij het ontzet van Leiden. Hij was zijn loopbaan begonnen in het protestantse La Rochelle, waar hij Lodewijk van Nassau had leren kennen. Na de Bartholomeusnacht (1572) vluchtte hij naar Holland, waar hij dienst nam in het leger van de prins van Oranje.
Al bij het ontzet van Alkmaar voerde hij in september 1573 het bewind over acht vendels in Waterland. Bij het ontzet van Leiden voerde hij het commando over de transportschepen in de vloot van Louis de Boisot. Vervolgens werd hem het commando over Schoonhoven gegeven, maar op 24 augustus 1575 was hij gedwongen, op eervolle voorwaarden, de stad over te geven aan de koninklijke stadhouder Hierges. Hij trok met de prins, die zeer op hem gesteld was, naar het Zuiden, waar hij in Brabant en Vlaanderen diende.
INNAME VAN BREDA
We schrijven 1581. Een zeer roerige tijd voor het zuiden van de Nederlanden in de eerste periode van de tachtigjarige oorlog, kort na de reformatie en de beeldenstorm. Spaanse en Staatse troepen hebben met wisselend succes aanvallen op elkaars bastions uitgevoerd. Grote delen van de Nederlanden zijn nu weer in handen van de Spaanse leider Farnese. Het (Noord-)Brabantse land is verscheurd; ‘s-Hertogenbosch en Eindhoven zijn Spaans, Breda en Bergen op Zoom, om maar twee voorbeelden te noemen, zijn Staatse Oranjebolwerken.
In Breda loopt in juni 1581 een verontwaardigde krijgsgevangene rond: Charles de Gavre, heer van Fresin. Beschuldigd van corruptie is hij opgepakt maar dankzij het aanzien van zijn broer, baron D’Inchy, is hem enige bewegingsvrijheid gegund. Daar maakt hij gebruik van om Farnese te laten weten dat de garnizoenscommandant van Breda het grootste deel van zijn troepenmacht onder kolonel La Garde heeft weggestuurd naar Eindhoven en Den Bosch.
De vesting Breda is daarmee vrijwel verlaten. Slechts vijfenvijftig soldaten zijn over gebleven om het slot en de stad te verdedigen. Daarnaast zijn er nog burgervendels. Via een droge plaats in de gracht dringen de Spaanse troepen het kasteel binnen. De soldaten worden spoedig overwonnen. De burgervendels bieden wel heftig verzet, hopend op een spoedige terugkeer van de gewaarschuwde La Garde, maar de volgende dag moeten ook zij hun tegenstand staken, als de Spaanse ruiterij de poorten binnen komt. Hoewel de Spaanse overwinnaars beloven niet te zullen plunderen, wordt vrijwel onmiddellijk daarmee en begin gemaakt.
VERDERE ONTWIKKELINGEN IN HET ZUIDEN
Deze overwinning baart de nog niet bezette stad Antwerpen grote zorgen. Om de katholieke bevolking daar de nodige schrik aan te jagen en haar van alle contacten met de Spanjaarden af te houden, worden allerlei maatregelen tegen de katholieken genomen en heeft er zelfs op beperkte schaal een nieuwe beeldenstorm plaats.
Ook voor de nabuurstad Bergen op Zoom worden voorzorgsmaatregelen genomen. De Staten-Generaal zenden de Franse kolonel De La Garde met 8 vendels daar naar toe met de bedoeling deze stad een sterke bezetting te geven, teneinde de strategisch zo belangrijke vesting tegen eventuele Spaanse overvallen te beschermen. Op 10 juli rukken de Fransen soldaten de stad binnen.
In de tijd die daar op volgt boekt La Garde enig succes met een mars door noordelijk Brabant. Het kasteel van Baarle, twee versterkingen in Tilburg en de plaatsen Hoogstraaten en Turnhout heeft hij al veroverd. Nadat de tegenslag van Breda door het Staatse leger is verwerkt, wordt op 9 september alsnog Eindhoven op Farnese veroverd na een nachtelijke overval. Het toneel dat daar volgt is geen gevecht, maar een slachting. Vanuit dit nieuwe bastion hervatten de prinselijke soldaten het onedele bedrijf van uitplundering van het arme boerenvolk, hetgeen hun tegenstanders zojuist noodgedwongen hadden gestopt. Het hele platteland tussen Breda en Maastricht heeft ernstig van deze stroperijen te lijden.
INNAME VAN AALST (B) IN 1582
Terwijl Parma voor Oudenaarde lag, kwamen de heer van Tyant Robbert van Merode, gouverneur van Nienhove, Olivier van den Tempel, gouverneur van Brussel en kolonel De la Garde ’s nachts om 2 uur voor Aalst met drie vendels voetvolk en een compagnie ruiters. Ze vuurden met twee kanonnen op de zwakke kant van de stad. De hele bezetting van de stad stormde naar die kant en verdedigden die zwakke kant, terwijl Van den Tempel aan de sterke kant een deel van zijn mannen op die plek de muren liet beklimmen.
Ze moesten daarbij eerst tot op borsthoogte door de gracht waden. Met in de linkerarm een musket en de rechterarm een rapier. Op de hoed een kruitfles met de brandende lont in de mond. De eerste soldaat genaamd Koning die boven was gekomen werd neergeschoten. Enkele mannen waren op deze wijze succesvol binnen geraakt en wisten de schildwacht te doden, sloegen vervolgens op trommels om verwarring te veroorzaken. Een groep van tweehonderd mannen was op deze wijze met drie stormladders de muren opgeklommen. Ze liepen naar een groot plein, waar zij nog enkele keren werden teruggedreven door de bezetting. Er ontstond een hevig stadsgevecht waarbij vele regeringssoldaten omkwamen. Even was het moreel zo slecht onder de aanvaller dat zij wilden opgeven. Na opwekkende woorden kregen zij de moed er weer in en wisten enkele mannen de Brusselsepoort te openen en de ophaalbrug te laten zakken. Zo kon het Staatse leger binnen geraken, ruiters en de rest van het voetvolk kwam via de geopende poort binnen. De bezetters ongeveer honderd man trokken zich nu terug op het stadhuis en de markt. De rest was de stad al ontvlucht, enkelen daarvan vielen alsnog in handen van de Staatsen die zich nog buiten de stad bevonden.
Lang zal de Staatse heerschappij in het Kempenland overigens niet duren. In oktober beginnen nieuwe stormlopen op Eindhoven, nu weer van Spaanse zijde. Na korte tijd staan weer huizen in brand, liggen gewonden in de straten en moet een onbekend aantal doden worden begraven.
Eind 1582 vallen Staatse (Oranje)troepen als eerste weer Eindhoven binnen. Dit vanwege de gunstige ligging en om zo te trachten het bestuur in verschillende steden in Vlaanderen en Brabant opnieuw in handen te krijgen. De Staatse bolwerken in het zuiden worden echter ook meer dan ooit tevoren bedreigd door onenigheid binnen de Oranjepartij.
OVERLIJDEN KOLONEL EN PRINS VAN ORANJE
Kolonel De la Garde sneuvelt bij de inname van het kasteel te Viersel, ten noorden van Lier, in april 1583. Mogelijk door ontploffing van een van zijn kanonnen.
De Prince van Orangien wasser seer droevig om, want hy een seer goed en vroom soldaet was geweest, hebbende langen tijd in ’t heetste van de oorloge in Holland en Zeland gedient, als ook in het Noorder-Quartier, hebbende hem altyd seer eerlyk en wel gedragen, en in menigen aenslag, schermutsingen, en belegeringe geweest’.
Prins Willem zelf wenst de banden met het katholieke Frankrijk, een bondgenoot waarvan hij ook steun krijgt in de vorm van soldaten, niet door te snijden. Zijn protestantse onderdanen vertrouwen deze bondgenoot echter niet. In de katholieke steden groeit tegelijk ook het misnoegen over de calvinistische agressie. In die bedorven sfeer wijkt de prins van Oranje, pas hersteld van een te Antwerpen op hem gepleegde aanslag, uit naar Delft. Daar wordt hij op 10 juli 1584 vermoord door de fel katholieke Balthasar Gerards uit Franche-Comté. Die doet zich eerder voor als een hugenoot (een franse protestant) en komt naar Delft, waar hij van dichtbij met twee pistolen de dodelijke schoten afvuurt op de prins. De laatste woorden van de prins zijn opgetekend in het resolutieboek van de Staten Generaal: “Mon Dieu, ayez pitié de mon âme… Mon Dieu, ayez pitié de ce pauvre peuple” (God wees mijn ziel genadig… God ontferm u over dit arme volk)
HET TURFSCHIP
De bezetting van Breda duurt tot 1590 als de Spanjaarden met instemming van prins Maurits door de truc met het turfschip uiteindelijk weer worden verdreven. Het is dan weer het eerste militaire succes sinds de dood van Willem van Oranje. Het gaf de opstandelingen weer moed in hun strijd tegen de Spanjaarden. Een strijd die nog lang doorging.